Vorige week kwam er een vrouw bij me voor een massage. Een Duitse vrouw, op vakantie aan zee. Hoewel ze in de Schoorlse bossen haar rust had gevonden kwam ze bij me binnen met hoog rode wangen, zoals ze vertelde zonder verwachtingen en met de wens zichzelf wat meer bijeengeraapt te voelen. Dat was precies haar vibe; uiteengeslagen en onder hoge spanning. Ze vertelde dat ze fysiotherapeut is en ‘heilpraktiker’ en door de jaren heen meer op managend niveau is gaan werken (ofzoiets, soms vormde de mix van Engels Duits Nederlands een barrière die echter het elkaar verstaan op geen enkele manier in de weg zat). Ze kampt met gezondheidsproblemen, hoge bloeddruk, stress. Haar tranen zitten hoog.
Terwijl ze haar voeten afdroogt na het warme badje zegt ze ‘dit moet ik ook weer gaan doen voor de mensen die bij me komen’. Voordat ze op de tafel gaat liggen toch nog even een toiletbezoekje. En voor degenen die nog nooit bij me zijn geweest – dat is een houten hokje onder de bomen, waar de kamperfoelie tegenaan groeit, waar het toegangspaadje door het lentegroen bijna niet meer te zien is, waar je doortrekt door een bakje water in de pot leeg te gooien. Wanneer ze de yurt weer binnen stapt, op haar blote voeten, heeft ze een glimlach op haar gezicht die er ik vermoed de rest van de dag niet meer af te krijgen was. Ze probeerde uit te leggen waar het ‘m in zat, die glimlach, maar dat hoefde niet. Ik begreep het zo al. Kort daarna was ze gesetteld op de tafel; op haar rug, in gemakkelijke kleding, blik omhoog gericht naar buiten door het open dak. Eigenlijk was het compleet, rond en af. En eigenlijk ook voelde elke strijking die ik deed, elke zachte wiegende beweging, als teveel. En zo kwamen mijn handen onder haar schouderbladen, om daar alleen maar te zijn. Mijn handen kwamen op haar schouders, borstkas, een hand op haar buik en die bleef daar. Inmiddels stroomden de tranen over haar wangen. De hitte was bijna weggetrokken uit haar gezicht, haar wangen gloeiden nog, haar keel voelde verstopt. Met mijn handen bij haar knieën, strijkend naar beneden naar de voeten, links, rechts. Rust, ruimte. Nu was het rond en af.
Haar verdriet? Ze verwoordde het zo mooi, ze zei: ‘jij helpt mensen thuis voelen, thuis komen’. En de manier hoe ik dat doe, op de plek waar ik dat doe – het was voor haar alsof ze in de spiegel keek want ze zag zichzelf aan het werk, hoe ze weer wíl werken, wat haar kracht is en waar ze bij vandaan is gegaan. De stress die dat veroorzaakt belet haar nu dat te kunnen geven. De overprikkeling in haar eigen systeem is te groot. En zo kwamen er in anderhalf uur allemaal losse stukjes bij elkaar. Bijeengeraapt, inzicht, rust, ontspannen, gevoeld verdriet en een glimlach. Dat is wat ze met zich meedroeg toen ze het pad af liep, terug naar Schoorl, terug naar Duitsland.