Gelach en gerommel hoor ik. Vader en dochter komen aan, sneeuwballen vliegen heen en weer. In plaats van dat ik het meisje, 13 jaar, verwelkom in de warme yurt trek ik mijn jas en wanten aan en ga gauw naar buiten. ‘Zullen we een sneeuwpop maken?’.
Het is aan het ontdooien in haar, tussen haar en haar vader. Dit moment kan ik niet voorbij laten gaan.
Vader heeft al een behoorlijke bol, dochter volgt, ondanks ‘mijn handen zijn koud’. Ik kom niet verder dan een kleintje. Binnen tien minuten staat ie bij de bevroren vuurcirkel. Vader vertrekt, meisje en ik zoeken de warmte binnen op.
Voor sommige opgroeiende kinderen is 13 jaar zijn oud genoeg om dermate overweldigd te zijn door het leven en angsten dat terugtrekken de enige optie is. Wegtrekken bij je gevoel, wegtrekken uit contact, wegtrekken bij beleven en plezier.
Wanneer vader tegen het einde van de sessie terugkomt en nog even naast zijn dochter gaat zitten spreken ze samen de plannen door voor het nieuwe huisdier dat gaat komen. Iets gezamenlijks. Meisje babbelt verder over van alles en nog wat. Dat is niets nieuws voor haar. Maar er valt me iets op. Ze haalt herinneringen op van vroeger. Fíjne herinneringen. ‘Weet je nog, toen op mijn verjaardag, toen viel ik van mijn stoel van het lachen’.