Intens kwaad is ze als ze thuiskomt en ziet dat haar man haar blouseje uit de wasmachine niet heeft opgehangen aan de kleerhanger die ze had klaargelegd maar aan een ander hangertje. ‘Luistert hij dan niet naar me? Hoort hij me niet?! Zíet hij me niet?!’. 

Al zijn goede bedoelingen krijgen de kans niet om uitgelegd te worden want ze hoort hem niet. Opgeslokt door haar woede trekt ze zich terug in zichzelf, sluit ze zich af, verkilt.

Met humor, veel humor vult de sessie van vandaag zich rondom de kleerhanger. Langzaam, heel langzaam begint het haar te dagen. Wat gebeurt daar nou? Waarom word ik zo boos op de kinderen als ze hun tas niet opruimen, keer op keer, ook al heb ik het ze zó vaak gezegd? Hun schoenen. De hagelslag. Als man met het verkeerde merk terugkomt van boodschappen doen? ‘Luistert er dan niemand naar mij? Ik doe hier zó mijn best, ziet niemand dat dan?’.

Terug naar het beeld van hoe ze als meisje alleen op haar kamer haar emoties uitzat. Haar ouders konden het niet, lastige gevoelens erkennen, opvangen, haar vasthouden, zichzelf vasthouden met alles wat er in het leven aan voelen voorbij komt. ‘Ga maar naar boven’ was wat ze kreeg. 

Ik vermoed dat ze het verhaal van de kleerhanger nooit vergeten zal. In het hier en nu heeft het haar geleerd wat in het heden is en wat van het verleden is. Hoe het verleden doordringt in het heden, bij haar aanklopt als zwarte woede. Dat woede uitgenodigd, gekend en gevoeld wil worden om te kunnen luwen. 

En dochter? Zal met elke stap die moeder naar zichzelf toe zet stukje bij beetje kunnen ontspannen. Mama hoeft niet meer gepeild te worden. Er hoeft niet meer voorkomen worden dat Mama zich afgewezen voelt. En zo zal elke genomen stap van moeder haar dochter helpen ervaren dat het veilig is om jezelf en bij jezelf te zijn.