Met een trommeltje in de ene en zijn knuffel in de andere hand komt hij het paadje naar de yurt op gelopen. Een eind voor zijn vader uit. Hij heeft cupcakejes voor me gebakken.

Hij is net 9, weet hoe zich voorbeeldig te gedragen, verbaal sterk. De oudste van 3. Hoe angstiger hoe meer hij pretendeert alles onder controle te hebben.

Hij komt nog niet zo lang bij me. Na voor even gedaan te hebben alsof ik in zijn sociaal wenselijke antwoorden en gedrag geloofde ben ik gaan prikken. Spelletjes gaan doen buiten zijn comfort zone en controle. Halli galli en hem laten verliezen. Langzaam komt hij tevoorschijn. De bel van van het spel krijgt hardere klappen te verduren, zijn stemvolume gaat omhoog, het vuur in zijn ogen spat eruit. En we hebben lol.

Kern? Boos, je voelt je boos en dat is ok. Angst, faalangst, ik zie het en benoem het. Vermijden of aangaan. Wat is leren?

De voorbeeldigheid achter hem gelaten vertelt hij nu rustig zittend in de stoel naast de kachel, knuffel op schoot, over zijn woede, verdriet, gemis, angst. Papa, Mama. Broertje zusje. Wie maakt Mama het meest gelukkig?

‘Zullen we nu de cakejes eten?’

Ik heb hem gezien. Zonder dat hij dat in woorden beseft, zeker is het voor hem. De cake, mét glazuur en spikkeltjes, smaakt heerlijk.