Vanmorgen vroeg hing er een buizerd boven de yurt. Kraaien vlogen over op de westenwind. Even daarna hing een valk, stil, hier tussen de boomtoppen.Terwijl de kachel de nachtkou uit de yurt verdreef. Dit was wat hier was in voorbereiding van de eerste sessie vandaag. Een vrouw, 40, goede baan, gezin, half tien en in een hurry. Even gebeld met werk in de auto. Nog even naar de bakker geweest. Ze heeft het gered, ze was er 9.31 uur.

Altijd opgewekt. Stipt. Haar hulpvraag? Leren ontspannen, in haar lijf komen, weer meer gaan voelen. Grote blauwe ogen zijn snel in tranen. Haar gezicht en stem staan onder spanning. Gevoelig is ze, zeer zeker. Voelen echter is net zo lastig.

Thema dat naar voren kwam vandaag was het scheiden van werk en thuis, werk loslaten en thuis aanwezig zijn. Rust nodig hebben en er van balen dat dat zo moeilijk lijkt te verwezenlijken. Maar als je doorvraagt wordt duidelijk hoe het écht werkt in haar. Opgevoed door een vader met een groot minderwaardigheidscomplex en een diepe drive voor status is dat wat ze geleerd heeft. Ze wíl haar werk niet perse loslaten. Ze vindt het leuk en voelt zich er goed bij. Daarnaast is ze ook goed in wat ze doet. En haalt ze er veel uit – erkenning en bevestiging, status.

Thuis, haar gezin, is waar de (faal)angst ligt. De angst om werkelijk aanwezig te zijn, om te verbinden, contact te maken. En vooral – om het niet goed te doen. Als je geleerd hebt dat je bestaan bevestigd wordt op basis van je prestaties dan ben je er ver in je volwassenheid zomaar nog steeds van overtuigd dat je niemand bent zónder je prestaties en verworven status. Dan, ja, kan het moederschap soms als bedreigend voelen. Want je kinderen hebben niets aan jouw prestaties, jouw status. Ze doen geen enkel ander appél dan op jóu.

Terwijl ik tijdens de sessie haar telefoon vier keer trillend heb horen overgaan in haar tas, en ik steeds meer beeld kreeg van haar dagelijkse strijd, en ik linksom en rechtsom mijn tactieken inzette om haar tot de kern te brengen, en ik zag en voelde dat dit water naar de zee brengen werd bleef ik gewoon maar even stil.

Ik pakte terug op wat ze zelf eerder in de sessie vertelde:
Haar zoon was in de kerstvakantie samen met vriendjes met een plan aan de slag gegaan. Hij was er druk mee, had er plezier in en bouwde trots op. Juist voor dit kind zo belangrijk – een jongen van tien voor wie sociale contacten en zelfvertrouwen niet vanzelfsprekend zijn. Nadat hij een hele dag heerlijk buiten in de weer was geweest ging ze haar zoon ophalen in de buurt. Het eerste wat ze zag en opmerkte toen ze hem zag was – ‘kind, wat ziet je jás eruit!!’.

Terwijl ik dit verhaal terugpak, er extra zout bij doe en er haar wonden mee inwrijf gebeurt er iets. Ik zie pijn in haar ogen schitteren. En met dat ontspant haar gezicht, voor het eerst. Is er rust. Terwijl ik na de sessie haar kopje, theezakje en zakdoekjes opruim bedenk ik me met een soort rust dat dit is wat mijn werk is. Mensen écht aan het huilen brengen. Mensen helpen hun pijn dichterbij te laten komen.

De vogels zijn stil. De wind ruist om de yurt. Er komt een voorzichtige zonnestraal naar binnen vallen.